De komende jaren worden f-gassen (synthetische koudemiddelen) uitgefaseerd. Om hierop voor te sorteren worden er momenteel al volop warmtepompen en koelmachines ontwikkeld op basis van een natuurlijke bron. Deze natuurlijke koudemiddelen hebben een zeer lage Global Warming Potential (GWP), en zijn dus nauwelijks schadelijk voor de ozonlaag. Enkele voorbeelden hiervan zijn propaan (R290), ammoniak (R717), R1234ze of CO2 (R744). De overschakeling naar natuurlijke koudemiddelen in plaats van synthetische koudemiddelen brengt echter wel andere randvoorwaarden met zich mee. In dit artikel bespreken we daarom drie belangrijke gevolgen van de overstap naar natuurlijke koudemiddelen: strengere certificeringseisen, nieuwe veiligheidsverplichtingen en uitvoering van risicobeheersing.

Veiligheidsklassen van koudemiddelen

Laten we beginnen bij het begin: de veiligheid. Want om op juiste wijze te werken met natuurlijke koudemiddelen, is het van belang dat we letten op de veiligheidsklassen. Niet elk koudemiddel is namelijk zonder risico, én ze verschillen onderling in welke risico’s ze hebben. Daarom is het belangrijk om de veiligheidsklasse van elk koudemiddel te begrijpen.

De classificatie van een koudemiddel bepaalt in welke situaties en onder welke voorwaarden een middel veilig toegepast kan worden. De classificatie gebeurt volgens de ASHRAE Standard 34 en bestaat uit een letter en een cijfer. De letter staat voor de giftigheid van de stof en het cijfer geeft de brandbaarheid aan. De letter ‘A’ betekent dat de stof een lage giftigheid heeft en de letter ‘B’ voor een hoge giftigheid. De cijfers 1 tot en met 3 geven de mate van ontvlambaarheid aan, waarbij koudemiddelen met cijfer 1 geen vlam verspreiden. Aanvullend hierop kan de letter ‘L’ toegevoegd worden wanneer het koudemiddel wel ontvlambaar is, maar met een lage ontbrandingssnelheid. In onderstaand figuur worden de koudemiddelen met de bijbehorende veiligheidsklasse getoond.

Strengere certificeringseisen voor koudemiddelen

Het gebruik van natuurlijke middelen heeft met name gevolgen voor de veiligheid van de installaties. De natuurlijke koudemiddelen zijn brandbaarder en of giftiger dan de synthetische koudemiddelen. Om deze reden is er besloten de certificeringsregels voor het gebruik van koudemiddelen aan te passen. Want om te mogen werken met koudemiddelen, moeten installateurs een certificaat behalen. Voor de bestaande F-gassencertificaten geldt daarom dat deze niet meer oneindig geldig zijn. Voor de reeds gecertificeerde monteurs houdt dat in dat hun certificaat nog geldig is tot maart 2029. Na deze periode dient een aanvullende module (koolwaterstoffen) behaald te worden door de monteur. Dit certificaat is vervolgens zeven jaar geldig. Voor F-gascertificaten die worden uitgegeven vanaf september 2025 geldt dat deze al de benodigde de aanvullende module bevatten. De geldigheid van deze certificaten is ook zeven jaar.

Veiligheidsverplichtingen natuurlijke koudemiddelen

Het gebruik van natuurlijke koudemiddelen brengt ook nieuwe veiligheidsverplichtingen met zich mee. Door de hogere mate van brandbaarheid en giftigheid is er namelijk striktere regelgeving, en zijn er extra veiligheidsvoorschriften noodzakelijk.

Bij het installeren van installaties met natuurlijke koudemiddelen staat de veiligheid van personen en de omgeving centraal. Met de volgende belangrijke documenten moet rekening gehouden worden als het gaat om veiligheid:

  • De PGS 13: een richtlijn voor veilige toepassing van ammoniak als koudemiddel;
  • De NPR 7600: een praktijkrichtlijn voor het gebruik van brandbare koudemiddelen;
  • De NPR 7601: een praktijkrichtlijn voor systemen met CO₂ als koudemiddel.

Veiligheidsverplichtingen voor propaan (R290)

Voor de toepassing van propaan (R290) als koudemiddel gelden er specifieke aanvullende veiligheidsrisico’s en -eisen. Propaan wordt namelijk veel toegepast in warmtepompen voor woningbouw, maar door zijn brandbaarheid en hogere dichtheid dan lucht zijn extra veiligheidsmaatregelen noodzakelijk. Volgens de Nederlandse Praktijk Richtlijn NPR 7910-1 moeten installaties met propaan voldoen aan strikte veiligheidszones, afhankelijk van de locatie van de warmtepomp. Ter illustratie: bij een monobloc warmtepomp met propaan als koudemiddel beperkt het risico zich tot het buitendeel. Afhankelijk van de montagepositie – tegen de muur, in het vrije veld of in een hoekopstelling –  mogen er binnen de veiligheidszone geen ontstekingsbronnen aanwezig zijn. Dit betekent dat vonkvormende apparatuur zoals schakelaars, lampen en wandcontactdozen in de directe omgeving van de installatie niet mogen voorkomen.

Risicobeheersing bij natuurlijke koudemiddelen

Om de risico’s van natuurlijke koudemiddelen te beheersen, moeten er verschillende veiligheidsmaatregelen worden toegepast in de ruimte waar de installatie met het koudemiddel staat opgesteld. Een voorbeeld van te nemen maatregelen zijn het toepassen van ventilatie (natuurlijk of mechanisch), het plaatsen van afsluitkleppen met aansturing via een koudemiddeldetector of alarmeringssystemen.

Op basis van de locatie waar een installatie met koudemiddelen geïnstalleerd wordt, zijn er diverse typen risicobeheersing. De type risicobeheersing worden ingedeeld in zones:

  • Geen risicobeheersing: de ruimte vereist geen extra veiligheidsmaatregelen;
  • Zone 1: in de ruimte is minimaal één veiligheidsmaatregel nodig bij een montagehoogte van < 1,8 meter;
  • Zone 2: in de ruimte is er minimaal één veiligheidsmaatregel nodig bij een hoogte van > 1,8 meter, óf een combinatie van twee verschillende maatregelen;
  • Zone 3: in de ruimte zijn er minimaal twee veiligheidsmaatregelen vereist.

De keuze voor de juiste risicobeheersing moet altijd gebaseerd zijn op de geldende normen en richtlijnen. De IEC 60335-2-40 n NEN EN 378 schrijven specifieke maatregelen voor die noodzakelijk zijn om de veiligheid van personen binnen gebouwen te waarborgen. Het is dus van belang dat adviseurs en installateurs deze richtlijnen kennen en correct toepassen om de risico’s te minimaliseren en te voldoen aan de wetgeving.

Voor de toepassing van propaan (R290) als koudemiddel gelden er specifieke aanvullende veiligheidsrisico’s en -eisen. Propaan wordt namelijk veel toegepast in warmtepompen voor woningbouw, maar door zijn brandbaarheid en hogere dichtheid dan lucht zijn extra veiligheidsmaatregelen noodzakelijk. Volgens de Nederlandse Praktijk Richtlijn NPR 7910-1 moeten installaties met propaan voldoen aan strikte veiligheidszones, afhankelijk van de locatie van de warmtepomp. Ter illustratie: bij een monobloc warmtepomp met propaan als koudemiddel beperkt het risico zich tot het buitendeel. Afhankelijk van de montagepositie – tegen de muur, in het vrije veld of in een hoekopstelling –  mogen er binnen de veiligheidszone geen ontstekingsbronnen aanwezig zijn. Dit betekent dat vonkvormende apparatuur zoals schakelaars, lampen en wandcontactdozen in de directe omgeving van de installatie niet mogen voorkomen.

Voorbeeldsituatie 1

Een warmtepompinstallatie wordt geplaatst in de berging van een woning. De volgende uitgangspunten zijn hierbij van toepassing:

  • De berging heeft een oppervlakte van 5 m2;
  • De montagehoogte van de warmtepomp is 1,5 meter;
  • Het gebruikte koudemiddel in de warmtepomp is het synthetische R32 (difluormethaan);
  • De hoeveelheid gebruikte koudemiddel (inhoud) is ca. 1 kilogram.

Op basis van deze uitgangspunten en de van toepassing zijnde regelgeving voor dit type ruimte geeft de volgende conclusie: er zijn geen extra veiligheidsmaatregelen nodig.

Voorbeeldsituatie 2

Een collectieve warmtepompinstallatie wordt geplaatst in de technische ruimte van een kantoor- of appartementengebouw. De volgende uitgangspunten zijn hierbij van toepassing:

  • De technische ruimte heeft een oppervlakte van 200 m2;
  • De montagehoogte van de warmtepomp is 0,5 meter;
  • Het gebruikte koudemiddel in de warmtepomp is het natuurlijke R-454b;
  • De hoeveelheid gebruikte koudemiddel (inhoud) is 24 kilogram.

Op basis van deze uitgangspunten en de van toepassing zijnde regelgeving voor dit type ruimte geeft de volgende conclusie: de ruimte wordt gezien als een zone 1. Dat maakt dat de veiligheidsmaatregel van extra luchtcirculatie vereist is in de ruimte bij toepassing van de collectieve warmtepomp.

Gezien de aanscherping van de regelgeving en het duurzaamheidaspect is het niet de vraag of de sector moet overstappen op natuurlijke koudemiddelen, maar hoe dit op een veilige en efficiënte manier gebeurt. Dit vraagt om een proactieve houding van alle betrokken partijen, van installateurs en adviseurs tot fabrikanten en beleidsmakers.

Bij Drietech & Verhoef geloven we dat deze transitie kansen biedt. Installateurs en opdrachtgevers die zich nu al specialiseren in natuurlijke koudemiddelen, positioneren zich op dit gebied als koplopers in de markt. Door samen te werken en kennis te delen over de juiste werkwijzen, kunnen we de veiligheid en efficiëntie van installaties garanderen. De verschuiving naar natuurlijke koudemiddelen is niet zonder uitdagingen, maar biedt ook een kans om de installatietechniek toekomstbestendig te maken. Door nu in te zetten op kennis, certificering en innovatie, kunnen we een duurzamere toekomst realiseren.

Meer weten over de impact van koudemiddelen op uw installaties? Neem contact op met ons en dan helpen we u graag met een maatwerk advies voor uw situatie.